Tags

, , , ,

In 1923 verloor Nederland in korte tijd twee grote architecten. Op zaterdag 24 november overleed Michel de Klerk, voorman van de Amsterdamse School, op zijn 39e verjaardag aan de gevolgen van een longontsteking. Vier dagen later stierf Karel de Bazel, eveneens aan een longaandoening. De Bazel zat op dat moment in de trein naar Amsterdam op weg naar de begrafenis van De Klerk.

Het wegvallen van Michel de Klerk (39) en Karel de Bazel (54) veroorzaakte een schok in de Nederlandse kunstwereld. Kranten en tijdschriften stonden uitgebreid stil bij het leven en werk van beide architecten, die ieder op hun eigen manier hun stempel op de Nederlandse architectuur hadden gedrukt. De Klerk als voorman van een nieuwe generatie Amsterdamse School-architecten die paleizen voor de arbeiders wilden bouwen. De Bazel als gearriveerd architect van villa’s en grote kantoorgebouwen, zoals het hoofdkantoor van de Nederlandse Handelsmaatschappij in Amsterdam; op het moment van zijn overlijden stond het gebouw nog in de steigers.

Hendrik Wijdeveld, 1923: omslag voor het in memoriam van architect Michel de Klerk.

Speciale uitgaven
Naast de publiciteit in kranten en tijdschriften werden de architecten ook herdacht in een aantal mooi vormgegeven publicaties. Zo ontwierp architect Hendrik Wijdeveld in opdracht van het Amsterdamse genootschap Architectura et Amicitia en de Bond van Nederlandsche Architecten een in memoriam voor Michel de Klerk. De omslag van de brochure is gehuld in sobere kleuren (bruin en zwart) in combinatie met een strak lijnenspel in zijn beroemde Wijdeveldstijl.

Michel de Klerk, ca. 1922: ex libris voor zijn vrouw Lea de Klerk-Jessurun

Ex libris
Op de eerste pagina is het ex libris afgebeeld dat De Klerk zelf maakte voor zijn vrouw Lea de Klerk-Jessurun. Het ex libris toont een wenende vrouw onder een treurwilg met in de randen haar naam: Lea de Klerk, uit de familie Jessurun. De Hebreeuwse letters en davidssterren verwijzen naar hun joodse komaf.
De Klerk ontwierp het ex libris voor zijn vrouw circa een jaar voor zijn overlijden en het is niet helemaal duidelijk of hij zijn eigen dood, die vrij plotseling kwam, misschien toch heeft aangevoeld. (Bijvoorbeeld omdat hij al langer ziek was?) De thematiek van de voorstelling past in ieder geval helemaal bij het ex libris van een rouwende weduwe. Dit zal ook de reden zijn waarom Wijdeveld het ex libris heeft afgebeeld.

In memoriam van architect Michel de Klerk, overleden op 24 november 1923

Houtsneden voor de V.A.N.K.
Ook de Nederlandsche Vereeniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (V.A.N.K.) stond stil bij het overlijden van De Klerk en De Bazel. Kunstenaar Chris Lebeau kreeg de opdracht om de rouwkaart voor de begrafenis van De Bazel te ontwerpen. Deze moest binnen enkele dagen klaar zijn. Daarnaast werd hem gevraagd om het omslag te verzorgen voor een herdenkingsbrochure met reacties van De Bazel’s collega’s. Ook maakte Lebeau twee in-memoriam-prenten voor het jaarboek van V.A.N.K., waarin beide architecten werden herdacht.

Chris Lebeau, 1923: rouwkaart voor de begrafenis van architect K.P.C. de Bazel

Lebeau maakte in totaal dus vier houtsneden, die samen een symbolisch verhaal vertellen. Op de rouwkaart van De Bazel zien we zeven bebaarde mannen met fakkels die de overleden architect naar zijn laatste rustplaats dragen. De genodigden voor de begrafenis worden in het opschrift uitgenodigd om ‘de baar te volgen’ en ‘de grote dode te eren’.

Chris Lebeau, 1923: houtsnede ter illustratie van het in memoriam van Karel de Bazel (VANK-jaarboek 1922)

Chris Lebeau, 1923: houtsnede voor de omslag van de VANK-herdenkingsbrochure ter ere van K.P.C. de Bazel.

Getal zeven
De zeven mannen komen ook terug op de in-memoriam-prent voor De Bazel, alleen staan ze nu om de baar heen. De overleden architect ligt onder een kleed en de mannen maken met hun handen zegenende en beschermende gebaren.
Op het omslag van de herdenkingsbrochure zien we hoe de mannen in gebed om de baar zitten met hun fakkels in de hand. De mannen met de baarden zijn nu verdeeld over twee rijen van zeven (dus veertien in totaal). Bovenaan de voorstelling troont een grote bebaarde figuur in een aureool met de handen geheven in een zegenend gebaar. Dit is het theosofische gebaar van wijsheid en goddelijkheid dat De Bazel zelf ook in een aantal van zijn houtsneden toepaste.
De in-memoriam-prent voor De Klerk ten slotte is een variant op die voor De Bazel, alleen zijn het nu zeven oosterse vrouwenfiguren die de overledene beschermen en zegenen. Een opvallend verschil in beide prenten betreft de afgebeelde kandelaars. Op de prent voor De Bazel zien we een zevenarmige kandelaar voor de baar staan, terwijl op de prent voor De Klerk een ingewikkelde kandelaber is afgebeeld met vier grote en negen kleine kaarsen. Dit laatste is waarschijnlijk een verwijzing naar de levensovertuiging van beide architecten.

George Rueter, 1923: portrettekening van architect K.P.C. de Bazel in de herdenkingsbrochure van de V.A.N.K.

Theosofische symboliek
De Bazel was een aanhanger van de theosofie en spande zich samen met zijn compagnon Mathieu Lauweriks in voor de verspreiding van het theosofische gedachtegoed onder hun vakbroeders. Dit deden zij onder meer door het geven tekenlessen, waarbij de leerlingen werden ingewijd in de theosofische leer en symboliek. Zo leerden zij onder meer gebruik te maken van wiskundige ontwerpsystemen omdat – volgens de theosofie – natuurlijke vormen gebaseerd zijn op geometrische wetten. Alleen door dezelfde ‘vormentaal’ als de natuur te gebruiken kon de kunstenaar ‘het ware’ benaderen.
Ook Lebeau’s kunst was sterk beïnvloed door deze zogenoemde Vahãna-lessen. Niet alleen maakte hij zijn leven lang gebruik van wiskundige ontwerpsystemen, ook zijn symboliek is overwegend theosofisch. Het getal zeven (de zeven dragers van de baar en de zevenarmige kandelaar) staat bijvoorbeeld voor de zeven fasen die de mens volgens de theosofie tijdens het leven moet doorgaan om tot volledige geestelijke ontwikkeling te komen.

Chris Lebeau, 1923: houtsnede ter illustratie van het in memoriam van Michel de Klerk (VANK-jaarboek 1922)

Getal dertien
De Klerk was joods. Het ligt erg voor de hand om dat te verbeelden met een traditionele zevenarmige menora, een van de bekendste symbolen uit het jodendom. Maar waarschijnlijk wilde Lebeau een duidelijk onderscheid maken met de prent van De Bazel en koos hij daarom voor een negenarmige chanoekia in combinatie met een vierarmige kandelaar, dus dertien kaarsen in totaal.
In veel culturen is dertien een ongeluksgetal, maar in het jodendom staat dertien voor eenheid. Bovendien wordt een joodse jongen de dag na zijn dertiende verjaardag bar mitswa (zoon van het gebod). Hij is dan in religieuze zin volwassen. Waarschijnlijk is het getal dertien daarom ook een verwijzing naar het feit dat De Klerk slechts 39 jaar oud werd (3×13!). Het zou goed kunnen dat Lebeau hiermee uiting geeft aan het gevoel van De Klerk’s vrienden dat hun jonge collega veel te vroeg uit hun midden was gerukt, terwijl De Klerk nog zo veel voor de Nederlandse architectuur had kunnen betekenen.

Dit gevoel van De Klerk’s vrienden en collega’s wordt prachtig verwoord in zijn in memoriam:

M. de Klerk is gestorven. (…) Zijn geest vlood heen, zacht en stil. Zoo was ook zijn leven gansch geweest, van een zachte stilte, waarin zijn edel menschenhart ontwaakte en de gaven er van verdeelde over hen, die hij de zijnen noemde, over zijn vrienden en over allen, die hun levensweg met de zijne kruisten.
Een zachte stilte, waarin ook zijn kunstenaarschap ontlook, groeide en bloeide tot een overdaad van bloesems, die ons na de lente, op rijpen oogst deden hopen.
Helaas … zijn zomer is niet gekomen. Koud en verstijfd is zijn hand, die zooveel deed, die zoo geoefend en beheerscht, de krachtigste lijnen trok om groote zware bouwmassa’s, de fijnste tinten teekende hij rond de lipjes van een kindermond. En weg is zijn geest, die die hand bestierde en leidde en waaruit de werken kwamen, die ons zoo boeiden.
De bouwkunst heeft een groot verlies geleden. Wij voelen dit niet, nu alleen in onze droefheid om zijn heengaan, wij voelen dit als een waarheid. Deze waarheid te zien willen wij zelfs niet overlaten aan ons nageslacht. Wij getuigen er zelf van en bekransen zijn baar met lauweren, en wij schrijven op de wuivende linten: “Onzen grootsten bouwkunstenaar” “Den genialen architect.”

Lebeau reageerde zelf ook geschokt op het overlijden van zijn vakbroeders. In de VANK-herdenkingsbrochure voor De Bazel, waarvoor hij dus zelf het omslag had ontworpen, schrijft hij:

‘Nog nauwelijks het evenwicht hersteld in mezelf na het plotseling verdwijnen van De Klerk uit ons midden – de schrik bij ’t lezen van het overlijden van De Bazel. Groot gebracht in een revolutionair milieu, kreeg ik als kind ’t eerste werk van De Bazel te zien in Licht en Waarheid. Nog weet ik m’n gevoel toen ik onder een pracht houtsnede ter herinnering aan den moord op de anarchisten te Chicago, las de woorden die een van hen, Spies, heeft gesproken van het schavot, en welke geplaatst waren onder het zeer sterk byzantijnsch stoïcynsch aandoende werk van De Bazel: “Ons zwijgen zal blijken machtiger te zijn dan ons spreken.” Zoo zal het ook zijn van hen die eenige dagen na elkaar ons midden hebben verlaten.’

Winterboek Wereldbibliotheek 1924-1925, bandontwerp: Chris Lebeau (1924)

Lebeau’s bandontwerp voor het Winterboek 1924-25 van de Wereldbibliotheek herinnert aan zijn houtsnede voor het in memoriam van Michel de Klerk. Weer zien we zeven oosterse vrouwen met kaarsen. Ditmaal heeft hij een negenarmige chanoekia afgebeeld zonder de vier extra kaarsen. De baar is veranderd in een altaar in de vorm van een dubbele ‘WB’ van WinterBoek en WereldBibliotheek.