Architect, meubel- en grafisch ontwerper Karel Petrus Cornelis de Bazel (1869-1923) begon zijn carrière als leerjongen bij een timmerman. Na zijn avondopleiding bouwkunde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag werd hij in 1888 aangesteld als tekenaar bij een Haags architectenbureau. In 1889 ging hij aan de slag als bouwkundig tekenaar op het bureau van Pierre Cuypers in Amsterdam. Hier kwam hij in contact met Mathieu Lauweriks en Herman Walenkamp. In 1895 richtte hij samen met Lauweriks een atelier voor architectuur, kunstnijverheid en decoratieve kunsten op, dat tot 1900 zou bestaan. Het grafische werk van De Bazel kenmerkt zich door een veelvuldige toepassing van gestileerde ornamenten, die zijn ontworpen met behulp van driehoeken. De inspiratie hiervoor had hij in 1893 opgedaan tijdens een reis naar Londen, waar hij samen met Lauweriks in het Brits Museum tekeningen maakte van Egyptische en Assyrische kunst. Een andere belangrijke inspiratiebron voor zijn grafische werk was de theosofie. Tussen 1897 en 1902 gaf De Bazel samen met Lauweriks en Walenkamp cursussen in tekenen, kunstgeschiedenis en esthetica in de door hen opgerichte Vahânaloge in Amsterdam. Hierbij legden zij verbanden tussen de natuur, kosmos en een wiskundige architectonische orde. Via deze lessen zijn veel Nederlandse ontwerpers in aanraking gekomen met het theosofische gedachtegoed.