De aard van het dier volgens Leo Muysken

Leo Muysken bij een expositie in Dierenpark Wassenaar in 1971, foto uit nalatenschap van de kunstenaar.

De Haagse kunstenaar Leo Muysken had een veelzijdige en avontuurlijke loopbaan. Naast beeldhouwer, schilder en keramist was hij ook dierentemmer, militair en politiecommissaris in Indonesië. Maar de rode draad in zijn leven bleef toch de kunst.

Leo Muysken (1907-1986) is zijn leven lang op zoek naar ‘de aard van het dier’, zoals de titel van een van zijn latere exposities luidt. Muysken tekent, schildert, fotografeert en filmt, maar het best weet hij de karaktereigenschappen van zijn dieren te vangen in zijn keramische sculpturen. Vooral roofdieren hebben zijn interesse, blijkt uit een speech die hij in 1971 geeft bij een tentoonstelling in Voorschoten.

Leo Muysken, sculptuur van een eekhoorn, circa 1935-1940, witbakkende klei, uitgevoerd bij plateelbakkerij Schoonhoven. Foto uit nalatenschap van de kunstenaar.

‘De wolf bezit karaktereigenschappen die in gemeenschaps-verband met de mens waardevol zijn’, zegt Muysken tegen een zaal vol genodigden in het theatertje ‘de Schuur’ van fluitiste en apenliefhebber Ellen Mac Gillavry. ‘Een scherpe reuk, een scherp gehoor, een gevoelige intuïtie voor gevaar, aangeboren waakzaamheid bij dag en nacht. Voeg hierbij moed en taaiheid in het gevecht en u krijgt het beeld van een hooggekwalificeerde strijdmakker! Maar deze makker is van wild karakter. Hoewel hij tam kan worden, blijft de graad van betrouwbaarheid twijfelachtig. Ook de tamme wolf moet blijven voelen dat de baas hem ook psychologisch de baas is.’

Veel aandacht voor Nederlandse animaliers

Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond er bij kunstenaars een nieuwe interesse voor het dier. Dit kwam mede door de opkomst van dierentuinen en natuurkundige musea. Sommige beeldhouwers legden zich vrijwel volledig toe op het maken van diersculpturen. Twee musea besteden dit jaar aandacht aan deze Nederlandse ‘animaliers’.

Tot 3 maart is in het Kröller-Müller Museum in Otterlo nog de expositie Dieren in de Nederlandse beeldhouwkunst te zien. In deze presentatie zijn diersculpturen van Joseph Mendes da Costa, Lambertus Zijl, Johan Altorf en John Rädecker opgesteld. Helene Kröller-Müller kocht regelmatig werken van deze kunstenaars aan en gaf hen ook opdrachten tot het maken van beelden en monumenten voor haar landgoed. Deze staan nog altijd op hun oorspronkelijke plaats in Nationaal Park De Hoge Veluwe. Een deel van de in het museum gepresenteerde diersculpturen komt uit het Jachthuis Sint Hubertus, dat tot circa juli 2013 gesloten is vanwege restauratiewerkzaamheden.

Lees verder