Tags

, , , , , ,

Programmaboekje voor Theaterverkade (1915) omslagontwerp Chris Lebeau

Grafisch ontwerper Chris Lebeau was gefascineerd door de zeggingskracht van het oosterse toneelmasker. Dit thema keert telkens terug op de omslagen van zijn programmaboekjes voor het theater. Maar wie goed kijkt, ziet nog veel meer…

Chris Lebeau, zelfportret uit 1933

Chris Lebeau (1878-1945) was een van de meest veelzijdige kunstenaars uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Als kunstnijveraar ontwierp hij onder meer batikwerk, keramiek, damast, glaswerk, interieurstoffen, glas-in-loodramen en muurschilderingen. Daarnaast was hij werkzaam als graficus en ontwerper van boekbanden en gelegenheidsgrafiek.

Theater Verkade
Van 1914 tot 1917 werkte Lebeau als huisontwerper bij Theater Verkade in Den Haag. Hier ontwierp hij de decors, kostuums en het drukwerk voor toneelgezelschap Die Haghespelers van de jonge acteur-regisseur Eduard Verkade, die er vernieuwende ideeën op nahield. In reactie op het toenmalige naturalistische ‘waarheidsgetrouwe’ toneel streefde Verkade juist naar een ‘vergeestelijking’ van de toneelkunst. De nadruk moest volgens hem niet liggen op het naspelen van de werkelijkheid, maar op het overdragen van de diepere psychologische boodschap van het stuk.

Eduard Verkade (links) in een voorstelling van Die Haghespelers met een toneeldecor van Lebeau. (Theatercollectie Bijzondere Collecties UvA, St. TiN)

Dit kwam niet alleen tot uiting in de moderne enscenering en experimentele speelstijl van Die Haghespelers, ook de toneelaffiches, programmaboekjes en het briefpapier van het toneelgezelschap droegen deze idealen uit. Met een alleskunner als Chris Lebeau, opgeleid aan de Quellinus en Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam en sterk beïnvloed door de theosofische stroming binnen de Nieuwe Kunst, haalde Verkade een ontwerper in huis die zijn vernieuwende ideeën als geen ander kon verbeelden.

Met Chris Lebeau haalde Verkade een ontwerper in huis die zijn vernieuwende ideeën als geen ander kon verbeelden

Chris Lebeau, programmaboekje voor Theater Verkade seizoen 1914-1915

Driedimensionaal effect
Lebeau’s eerste programmaboekje voor Theater Verkade is gemaakt voor het seizoen 1914-1915. Het boekje is versierd met een oosters vrouwengezicht in drie kleuren: paars, oranje en groen. De uitvergrote letters EV in het midden verwijzen naar de initialen van Eduard Verkade en zijn vrouw, actrice en publiekslieveling Enny Vrede.

Door de drie kleuren ontstaat een bijzonder “driedimensionaal” effect. Volg je bijvoorbeeld de paarse lijnen dan lijkt het alsof de ogen van het vrouwengezicht half gesloten zijn, maar als je de oranje lijnen volgt dan staan de ogen juist wijd open. Hetzelfde effect zie je terug bij de mond, waarbij de paarse afbeelding een gesloten mond laat zien en de oranje afbeelding een geopende, roepende mond (bekijk de afbeelding groter door erop te klikken). Maar wie goed kijkt, ziet nog iets anders: de groene afbeelding is een doodshoofd. Door het subtiele kleurgebruik, waarbij het lichtgroen minder opvalt dan het felle paars en oranje, lijkt het net alsof de schedel, die ons grijnzend aankijkt, onderop ligt.

Ook in Lebeau’s omslagontwerp voor deze dichtbundel uit 1920 doemt vanachter een oosters masker een doodshoofd op.

Vanitas
Lebeau verwijst hier naar het bekende schildersthema van de vanitas, dat vaak werd afgebeeld op Nederlandse schilderijen uit de zestiende en zeventiende eeuw. De grijnzende schedel confronteert de toeschouwer met de ijdelheid en vergankelijkheid van het aardse bestaan. Hiermee verbeeldt Lebeau treffend de kern van de belangrijkste voorstelling van Die Haghespelers in die periode: Hamlet van Shakespeare. ‘To be or not to be’, grijnst de schedel achter het masker ons toe.

To be or not to be, grijnst de schedel achter het masker ons toe

Chris Lebeau, toneelaffiche voor Hamlet, circa 1914/1915. Hierop is Eduard Verkade afgebeeld als Hamlet in de sleutelscene met de schedel van de hofnar.

Een jaar later zou Lebeau dit thema nogmaals gebruiken voor een affiche voor de voorstelling. Hierop is Eduard Verkade afgebeeld als Hamlet met de schedel van de hofnar Yorick in zijn handen. Dit is een van de sleutelscènes van het stuk, waarbij Hamlet zegt: ‘Arme Yorick. Jij hebt mij wel duizend keer gedragen, hoog op jouw gebochelde rug. (…) Wat heeft het leven met jou aangericht? Je doet me kokhalzen mijn oudste, mijn enige vriend. Waar ben je nu?’

Het vanitas-motief komt ook terug op Lebeau’s omslagontwerp voor de dichtbundel ‘Van dood en leven’ van August Heyting. Op dit boekje uit 1914 is eenzelfde vrouwengezicht te zien, waar doorheen in stippeltjes een doodshoofd opdoemt als toespeling op de titel. De gelijkenis met het programmaboekje voor Theater Verkade is niet te missen.

Chris Lebeau, portret van Eduard Verkade, houtsnede uit 1914

Chris Lebeau, programmaboekje voor Theater Verkade seizoen 1915-1916

Duivelskopjes
Voor het volgende seizoen (1915-1916) van Theater Verkade ontwierp Lebeau weer een bijzonder programmaboekje, dat hij zelf in steendruk uitvoerde. Ditmaal tekende hij een mannenhoofd, met lange haren die als slangen naar beneden kronkelen en uitmonden in duivelskopjes, die geïnspireerd zijn op oude Japanse toneelmaskers. Aan de gedetailleerde uitwerking te zien heeft Lebeau hun demonische grimassen met veel plezier getekend. Opvallend is ook het contrast met het grote gezicht dat juist een rustige, vredige uitstraling heeft. De gelaatstrekken vertonen veel gelijkenis met enkele zelfportretten van Lebeau, dus het lijkt erop dat hij hier zichzelf heeft afgebeeld.

De gelaatstrekken van het masker vertonen veel gelijkenis met Lebeau’s zelfportretten

Tragedie en komedie verbeeld in de vorm van een lachend en een wenend masker op een programmaboekje van Carlo Jung voor het Asta Theater in Den Haag (1926). Lebeau ontwierp zelf het exterieur en interieur van dit bioscooptheater.

Tragedie en komedie
Het mannenhoofd wordt bedekt door een kroon, die deels wordt gevormd door het woord ‘programma’. De bovenrand van de kroon bestaat uit nog meer kleine maskertjes die de ene keer somber en de andere keer vrolijk kijken. Lebeau speelt hier met het motief van tragedie en komedie. Dit motief werd vaak op programmaboekjes afgebeeld en verwijst naar de oorsprong van de westerse toneelkunst: het antieke theater van de Grieken en Romeinen.

En weer is er meer te zien voor de oplettende toeschouwer: in de stralende ogen van het grote gezicht zien we bijvoorbeeld een toneel met geopend gordijn. En op de tong van de middelste duivel, onder de kin van het mannenhoofd, staat Lebeau’s monogram. De duivelskopjes komen ook terug op het briefpapier dat Lebeau voor Theater Verkade ontwierp.

Chris Lebeau, proefdruk voor een briefhoofd voor Theater Verkade (Theatercollectie Bijzondere Collecties UvA, St. TiN)

Nederlandsch Concert en Theaterbureau
Een andere opdrachtgever waar Lebeau programmaboekjes voor heeft gemaakt, is het Nederlandsch Concert en Theaterbureau in Den Haag. Het programmaboekje voor het seizoen 1928-1929 is ontworpen in de stijl van de Amsterdamse School. Kenmerkend voor deze stijl zijn bijvoorbeeld de zware, bonkige en daardoor wat moeilijk leesbare letters.

Chris Lebeau, programmaboekje voor het Nederlandsch Concert en Theaterbureau (seizoen 1928-1929) met advertentie voor Ibach

Programma Nederlandsch Concertbureau J. Beek, omslagontwerp: Chris Lebeau (1938)

Chris Lebeau, programmaboekje voor Nederlandsch Concertbureau J. Beek, seizoen 1938-1939

Inhoudelijk blijft Lebeau echter voortborduren op dezelfde thematiek. Weer zien we een oosters vrouwenhoofd met roepende mond, ditmaal met een haardracht die bestaat uit twee flankerende maskers die wederom tragedie en komedie verbeelden (zie het verschil in de monden). Ook de advertentie voor de Duitse piano- en vleugelfabrikant Ibach op de achterzijde van het programmaboekje is ontworpen door Lebeau.

Het boekje met de harp dat in de jaren 30 werd gebruikt, heeft een modern omslagontwerp. De strakke vormgeving doet denken aan de platenhoezen die Lebeau in deze periode ontwierp. Het vrouwengezicht met de maskers is veel kleiner afgebeeld en dient alleen nog als logo.

R.N. Roland Holst, omslag voor het maskernummer van Wendingen (1920)

Maskernummer van Wendingen
Lebeau’s fascinatie voor oosterse maskers stond niet op zichzelf. In de eerste helft van de twintigste eeuw bestond er onder Nederlandse kunstenaars een grote belangstelling voor niet-westerse culturen en voor maskers in het bijzonder. In 1920 gaf het toonaangevende kunsttijdschrift Wendingen zelfs een speciaal ‘maskernummer’ uit met foto’s van Griekse, Romeinse, Afrikaanse, Japanse, Indonesische en Tibetaanse maskers.

Programmaboekje - Stadsschouwburg Amsterdam, omslagontwerp: Rie Cramer (1926)

Ook op dit boekje van Rie Cramer uit 1926 zijn twee Japanse toneelmaskers afgebeeld.

Vooral de oosterse maskers die werden gebruikt bij rituele dans- en toneelvoorstellingen, zoals het Japanse noh-theater en Indonesische maskerdansen, kregen veel aandacht in Wendingen. Een van de artikelen die de belangstelling voor deze maskers goed verwoordt, is geschreven door Die Haghespelers-acteur Herman Kloppers, die goed bevriend was met Lebeau.

‘Ik geloof in het masker’, schrijft Kloppers in zijn artikel. ‘Het masker kan weidsch zijn en diep, een rijke harmonie van verre klanken. Het kan zijn van een daimonische verschrikkelijkheid grooter dan die van eenige vertrokken tronie. Het kan zijn van een groteske kracht grooter dan die van eenige acteursgrimas. Als geen gesminkt gelaat kan het zijn van goddelijke verhevenheid. En het kan teeder zijn als de teederste liefde.’

Ik geloof in het masker – het masker kan weidsch zijn en diep, een rijke harmonie van verre klanken

Publiekslieveling Enny Vrede (op de bank) tijdens een voorstelling van Die Haghespelers met op de achtergrond een gebatikt wandkleed van Chris Lebeau. (foto: Theatercollectie Bijzondere Collecties UvA, St. TiN)

Programma Koninklijke Schouwburg 's Gravenhage, omslagontwerp: Pieter Hofman (1926)

Twee acteurs in klassieke gewaden aanschouwen een toneelmasker op de omslag van dit programmaboekje ontworpen door Pieter Hofman (1926).

Maskerdansen
Niet zozeer het idee dat de drager van het masker bezeten was door de geest of godheid die hij uitbeeldde, sprak toneelvernieuwers als Kloppers en Verkade aan; maar wel de grote natuurlijke zeggingskracht die van de oosterse toneelmaskers uitging. Het was juist deze zeggingskracht die zij misten en wilden terugbrengen in de Nederlandse toneelkunst.

Sommige theatermakers gingen daarbij zo ver dat zij het masker weer op het toneel gingen gebruiken. Zo baarde de Duitse danseres en choreografe Gertrud Leistikow begin jaren 20 veel opzien met haar expressieve maskerdansen. Beeldhouwer Hildo Krop ontwierp een aantal maskers voor haar optredens in Nederland. Ook de Haghespelers in ’t Voorhout, een latere voortzetting van Die Haghespelers, weer onder leiding van Verkade, gaven begin jaren 20 enkele voorstellingen met toneelmaskers van Krop.

De Haghespelers poseren na afloop van de voorstelling ‘Vrouwe Emers, grote strijd’ (1922) met hun toneelmaskers van Hildo Krop. (foto: Theatercollectie Bijzondere Collecties UvA, St. TiN)

Lebeau verwerkte het idee van het masker als spiegel van de ziel ook in dit ex libris voor psychiater Johan Tuyt (1924).

Spiegel van de ziel
Het oude of oosterse toneelmasker werd zo een symbool voor het moderne toneel, dat door veel kunstenaars werd overgenomen. Lebeau gaat hierbij echter een stap verder. Hij vermengt de symboliek van het masker met de thematiek uit de voorstellingen, zoals het vanitas-motief uit Hamlet. En zijn maskers hebben nog een andere symbolische betekenis. Het masker is volgens het artikel in Wendingen ook een ‘spiegel van de ziel’. Dit is de impliciete boodschap van de programmaboekjes van Lebeau. Zijn maskerkoppen herinneren ons aan het masker dat wij mensen dragen om onze ware aard en gevoelens te verhullen.

Het zijn de maskers die het leven ont-maskeren

Of zoals Kloppers in Wendingen schrijft: ‘O, deze onbewegelijken. (…) Zij dwingen ons met hun oneindigen blik, magnetisch voeren zij ons met zich naar hunne eenzame hoogten. Zij zijn de maskers die het leven ont-maskeren. O, een maker te mogen zijn, tevens drager, van maskers!’

Toneeltijdschrift ‘Het Masker’, omslagontwerp: Gerard Rutten (1923)

Het oosterse masker was in de jaren 20 een populair symbool voor het moderne toneel. Zo ook op dit programmaboekje van Gerard Vroom voor het Rika Hopper Theater (1928).

Geraadpleegde bronnen:

  • Mechteld de Bois – Chris Lebeau 1878-1945 – Drents Museum Assen/Frans Hals Museum Haarlem 1987
  • Herman Kloppers – Het toneelmasker – Wendingen jrg. 3 nr. 6/7 1920