Tags
Arts & Crafts, boekversiering, Gerrit Willem Dijsselhof, houtsnede, Jan Veth, ontwerper, Onze Kunst, Walter Crane
Sierkunstenaar Gerrit Willem Dijsselhof (1866-1924) heeft maar enkele boekbanden ontworpen. Toch geldt hij als een belangrijk vernieuwer op het gebied van de boekversiering. Zijn band voor Walter Crane’s ‘Kunst en samenleving’ is onbetwist een van de mijlpalen uit de geschiedenis van de Nederlandse boekkunst.
In 1892 ontwerpt Dijsselhof zijn eerste boekband voor de verzamelbundel Een pic-nic in Proza. Deze band vertoont een aantal opvallende overeenkomsten met een boekband van de Engelse ontwerper Walter Crane (1845-1915) voor zijn eigen boek The claims of decorative art uit datzelfde jaar. Niet alleen zijn beide banden groen van kleur, ook het formaat en de vlakverdeling op het voorplat komen grotendeels overeen. Maar er zijn ook verschillen. In tegenstelling tot het Engelse voorbeeld benadrukt Dijsselhof in zijn versiering het materiaalgebruik en de constructie van de band. Zo verbeelden de doorlopende lijnen op de platten en over de rug de bindtouwen van het boek. De afgebeelde varens en vlinders staan symbool voor lichaam en ziel, voor aardse en hemelse schoonheid.
Arts and crafts
In The claims of decorative art ontvouwt Crane zijn ideeën over kunst en kunstnijverheid, die volgens de Engelse arts-and-craftsbeweging weer een belangrijke en dienstbare rol in de samenleving moeten spelen zoals dit eerder tijdens de middeleeuwen het geval zou zijn geweest. Zijn boek is een pleidooi voor samenwerking tussen alle kunstdisciplines om een betere wereld te creëren voor de arbeider, ‘de nieuwe mens’. Daarnaast zet Crane zich af tegen de opkomende massaproductie en pleit hij voor een herwaardering van het ambachtelijke handwerk.
Dit alles sluit nauw aan bij de ideeën van een aantal Nederlandse kunstenaars, die net als hun Britse collega’s streven naar een Nieuwe Kunst, die niet gebaseerd is op een eerdere stijl, maar haar vormen en motieven rechtstreeks aan de natuur ontleent. Dijsselhof ontpopt zich al snel tot een van de leiders van dit groepje vrienden, dat elkaar kent van de lessen aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam. Mede-student en goede vriend Theo Nieuwenhuis herinnert zich in zijn memoires:
‘In het voorjaar van 1886 kwam als hospitantleerlinge Dijsselhof in de boetseerklasse om zich daar te bekwamen in verband met zijn plan deel te nemen aan het examen Middelbaar Boetseeren, waarin hij later dan ook slaagde. Door de lessen van architect [Pierre] Cuypers en den directeur der school, J.R. de Kruyff, door tentoonstelling- en museumbezoek en door het met elkaar praten over alles, wat naar wij meenden met kunst te maken had, was bij ons een nogal verwarrend inzicht over het werk van anderen – ouderen en tijdgenoten – ontstaan. Na de komst van Dijsselhof kwam aan deze verwarring een einde. Hij was het namelijk, die ons uitlegde, wat op ‘t oogenblik het werk van den kunstenaar moest zijn. “Kijk om je heen”, riep hij uit: “en zie hoe alles leelijk, dat wil zeggen zielloos, is. Kunst kan men niet aanleeren; men heeft de gave tot scheppen in zich, of niet. Maar waar wél tegen op te komen is, is het noodeloos zielloos maken door den machinalen arbeid van alles wat ons omringt. Als het zoo doorgaat, als wat je opneemt, of wat het oog ziet, dood en zielloos is, waarvan moet dan de inspiratie van den kunstenaar komen? Want juist die alledaagse dingen om ons heen bepalen onze stemming. In handwerk, ja in het onbenulligste handwerk, schuilt de ziel van onzen medemensch. En al die zieltjes bij elkaar geven ons een zachte aandoening van geluk.” Zoo ongeveer sprak hij over de kunst, en wij gingen al dadelijk direct in alles met hem mee…’

Het omslagontwerp voor de ingenaaide uitgave van Kunst en Samenleving benadrukt het materiaalgebruik en de constructie van het boek.
Kunst en Samenleving
Als collega-kunstenaar en kunstcriticus Jan Veth (1864-1925) in 1893 een Nederlandse vertaling (en bewerking) van Crane’s boek maakt voor Scheltema en Holkema’s Boekhandel, krijgt Dijsselhof de opdracht om het boek te versieren. Hij ontwerpt zowel het omslag voor de ingenaaide versie als de band voor de gebonden uitgave van Kunst en Samenleving, zoals de Nederlandse titel luidt.

De houtsnijkunst uit de middeleeuwen was een belangrijke inspiratiebron voor Dijsselhof. Dit komt onder meer tot uiting in de gestileerde gotische bogen op het achterplat.
De grote houtsnede voor het omslag van de ingenaaide versie beslaat voor- en achterplat en loopt door over de rug van het boek. Niet alleen het feit dat Dijsselhof de oude (middeleeuwse) techniek van de houtsnede toepast, is opzienbarend, maar vooral de wijze waarop hij het materiaalgebruik en de constructie van het boek tot uiting brengt in zijn ontwerp is vernieuwend. In een krantenartikel in de Nederlandsche Spectator van 6 januari 1894 – een maand na het verschijnen van het boek – zegt hij daar zelf over:
‘De bruine rug verbeeldt hout, de witte lijnen daarover getrokken beelden het garen af, waarmee een boek ingebonden wordt, hiermee een beeld van stevigheid gevend. Het bruin gaat dan langzamerhand in bladvormen over op het lichte omslag, om zich uiteindelijk geheel op te lossen in de witte bladen van het boek.’
Gouden kreeften
De halfleren boekband voor de gebonden uitgave van Kunst en Samenleving oogt uitbundiger dan de ingenaaide uitgave. Vooral de gouden kreeften op de hoeken en tegen de rug van de band geven het boek een luxe uitstraling. Met hun vergulde scharen symboliseren zij de beschermende functie van de band. Door het zwartgeverfde leer steekt de goudopdruk extra af.
De constructie van het boek vormt weer de basis voor de versiering. Over de rug lopen bijvoorbeeld vijf bundels met gouden draden die aan weerszijden uitlopen in de staarten van de kreeften. Hiermee verwijst Dijsselhof naar het bindgaren dat de vijf katernen van het boek samenbindt. Een ruitvormig sierkader van krulvarens omlijst de titel op het voorplat. Alle ornamenten voor de band zijn in hout gesneden.
Fraaie kopstukken
Voor het binnenwerk maakt Dijsselhof 34 houtsneden voor de kopstukken en sluitvignetten van de hoofdstukken. Stuk voor stuk zijn dit kleine kunstwerkjes waarin de boerenzoon zijn liefde voor de flora en fauna van het Nederlandse platteland laat zien. Zo gebruikt hij motieven als boerensieraden, een koeienstal en heel veel inheemse dieren zoals libellen, spinnen, kikkers, kevers, lieveheersbeestjes, langpootmuggen, palingen, steuren, hanen en pauwen. Met af en toe een exotisch uitstapje, zoals de zeepaardjes en pelikanen die hij in Artis heeft gezien.
Schutbladen
Voor de schutbladen van het boek maakt Dijsselhof tot slot een expressieve houtsnede van een zwerm vliegende vogels. Het is de eerste keer in de geschiedenis van de Nederlandse boekkunst dat een kunstenaar de schutbladen ontwerpt.
Reactie van Crane
De band en boekversiering van Dijsselhof zorgen voor een ware sensatie onder zijn collega-kunstenaars in Nederland, die het boek zien als een van de eerste geslaagde voorbeelden van een nieuwe ‘moderne’ boekkunst.

Gerrit Willem Dijsselhof, foto Willem Witsen (ca. 1892)
In Engeland zijn de reacties minder enthousiast. Volgens collega-kunstenaar Richard Roland Holst (1868-1938), die goede contacten binnen de arts-and-craftsbeweging heeft, reageert Crane zelf nogal lauw als hij hem tijdens een bezoek aan Engeland de band van Dijsselhof overhandigt. ‘Zondag morgen heb ik Walter Crane het boek gebracht’, schrijft hij in een brief aan uitgever Klaas Groesbeek van Scheltema en Holkema’s Boekhandel. ‘Ik zou ‘t jammer genoeg bij deze mededeling kunnen laten, want opinies kreeg ik niet los. Hij heeft het boek vrij vluchtig doorgekeken en zei zeer weinig.’
In een brief aan Veth vertelt Roland Holst iets meer over de teleurstellende reactie van Crane: ‘Ik heb tegen Groesbeek niet alles willen zeggen, maar Crane scheen [het boek] zeer matig te bewonderen.’
Onze Kunst
Na Kunst en samenleving en Een pic-nic in proza heeft Dijsselhof geen andere boekbanden meer ontworpen. Wel zou hij nog vele houtsneden maken voor kopstukken, kalenderbladen en andere gelegenheidsgrafiek, zoals het hieronder afgebeelde omslag van tijdschrift Onze Kunst.
Geliefd verzamelobject
Kunst en samenleving is nog steeds een geliefde band onder verzamelaars. Een mooi exemplaar van de eerste druk kost zo’n 200 à 300 euro. De prijs voor een tweede druk ligt rond de 150 tot 200 euro. Het meest zeldzame exemplaar – met ingekleurde houtsneden – bevindt zich in de collectie van Museum Meermanno en is op de website van de Koninklijke Bibliotheek online te bekijken.
Gebruikte bronnen voor dit bericht:
- Nieuwe Kunst en het boek, Ernst Braches, De Buitenkant, 2003
- Dwalen door het paradijs – Leven en werk van G.W. Dijsselhof, Yvonne Brentjes, Waanders Uitgevers/Gemeentemuseum Den Haag, 2002
- Rond 1900 – Kunst op papier in Nederland, Waanders Uitgevers/Rijksmuseum Amsterdam, 2000